38e StandbyDag 2025 - Jan de Visscher (2)

MKA-chirurg en hoofdhals-oncoloog Prof. dr. Jan de Visscher over mond- en kaakafwijkingen in de tandartspraktijk

“Elke mondafwijking verdient aandacht.”

Op zaterdag 1 november vindt in Van der Valk Hotel in Houten de 38ste StandbyDag plaats, het jaarlijkse evenement voor de tandarts-, preventie- en orthodontieassistenten. Een van de sprekers is MKA-chirurg en hoofdhals-oncoloog Prof dr. Jan de Visscher. Tijdens zijn presentatie bespreekt hij enkele veel voorkomende en iets minder vaak voorkomende mondafwijkingen. Hoewel het in de tandartspraktijk zeker niet elke dag voorkomt, is het niet ongebruikelijk dat een, soms langer bestaande, afwijking voor het eerst bij het reguliere tandheelkundig onderzoek wordt ontdekt. Soms geeft het klinische aspect duidelijkheid over de mogelijke aard van de afwijking, meestal is dat niet het geval. En wat doe je dan?

Tekst Ellen Smink | Leestijd: 10 minuten

Jan de Visscher werkte van 1982 tot 2019 als MKA-chirurg/hoofdhals-oncoloog in het Medisch Centrum Leeuwarden. Sinds 2014 is hij deeltijds verbonden aan de afdeling MKA-chirurgie van het AmsterdamUmc, locatie VUmc, waar hij zich vooral bezighoudt met bijzondere aandoeningen van mond, kaak en speekselklieren. Kennisoverdracht is de rode draad door zijn carrière. Naast zijn werk in het VUmc, begeleidt hij promovendi, doet hij zelf ook onderzoek en schrijft hij artikelen voor internationale wetenschappelijke tijdschriften en voor het Nederlands Tijdschrift Voor Tandheelkunde. Ook geeft hij cursussen aan tandartsen, mondhygiënisten, dermatologen en KNO-artsen bij de Stichting Bevordering Kennis Mond- en Kaakziekten. “Het is harstikke leuk om je kennis te mogen overdragen”, vindt De Visscher. “Daarbij moet je vooral niet te directief zijn, maar vaker een luisterend oor bieden. Er is no short cut to experience. Iedereen heeft recht op z’n eigen leercurve, al kan je op bepaalde momenten wel wat sturen en adviezen geven. Het aardige is dat ik er zelf ook scherp door blijf. Mensen in opleiding stellen een heleboel vragen. Op bepaalde vragen heb ik geen antwoord, dan moet ik toch weer in de boeken kijken. Het is dus beïnvloeding van weerskanten.”

90 mondafwijkingen

Tijdens zijn lezing ‘Wat te doen met deze mondafwijking?’ gaat Jan de Visscher in op verschillende mond- en kaakafwijkingen. “Mond- en kaakafwijkingen komen relatief niet vaak voor en de verscheidenheid is groot. Er zijn zo’n stuk of 90 verschillende mondafwijkingen. De tandarts kan onmogelijk van elke afwijking voldoende kennis hebben. Van een aantal aandoeningen die min of meer wat vaker voorkomen, heeft de tandarts wel inzicht, maar het grootste deel van de mondafwijkingen ziet de tandarts gewoon te weinig. Dan doe je ook geen ervaring op en herken je het niet. Daarenboven, je kan wel een verdenking hebben, maar soms moet er toch een biopsie worden genomen om het zeker te weten.”

 

“In Nederland zijn er jaarlijks ongeveer 1100 nieuwe patiënten met mondkanker. Elke tandarts zal in zijn carrière gemiddeld vier a vijf patiënten met mondkanker zien.”

 

Poortwachtersfunctie

Al komen de meeste mondafwijkingen niet vaak voor, toch word je in de tandheelkundige praktijk met enige regelmaat geconfronteerd met een patiënt met een aandoening in of rond de mond. “Vaak komt de patiënt vanwege die afwijking naar de tandarts, maar het is niet ongebruikelijk dat een mondafwijking pas wordt ontdekt tijdens het reguliere tandheelkundige onderzoek”, vertelt Jan de Visscher. Ook al zijn ze in aantal niet allemaal even groot, toch verdient elke mondafwijking aandacht, is zijn stellige overtuiging. Zeker bij mondkanker heeft de tandarts, naast de huisarts, ook een poortwachtersfunctie. De Visscher: “In Nederland zijn er jaarlijks ongeveer 1100 nieuwe patiënten met mondkanker. Elke tandarts zal in zijn carrière gemiddeld vier a vijf patiënten met mondkanker zien. Wordt dat altijd herkend? Nee. Dat komt ook omdat het er wisselend kan uitzien. Dat maakt het af en toe moeilijk. Maar het is natuurlijk wel van belang om kanker vroegtijdig te diagnosticeren en de patiënt tijdig te verwijzen. Hoe kleiner de tumor is, hoe groter de kans van slagen van de behandeling is en ook zijn de bijwerkingen van die behandeling beperkter.”

Vaker voorkomende afwijkingen

Naast mondafwijkingen die de tandarts slechts een enkele keer ziet, zijn er ook afwijkingen die met enige regelmaat voorkomen, weet Jan de Visscher. “Dat geldt bijvoorbeeld voor lichen planus, een aandoening die in de mond maar ook op de huid kan voorkomen. Lichen planus van het mondslijmvlies komt bij ongeveer één procent van de bevolking voor. Dan zijn er de goedaardige zwellingen die we fibromen noemen, of kleine pigmentaties van het slijmvlies. Ook zien we nog weleens vergrote bloedvaten of een soort spataderen op de lippen. Het zijn allemaal aandoeningen waar je verder in principe niets mee hoeft, tenzij de patiënt er toch last van kan hebben. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor een landkaarttong (een goedaardige aandoening van de tong, waarbij het slijmvliesoppervlak voortdurend van aspect verandert, red). Als je die afwijkingen een paar keer gezien hebt, herken je het. Toch worden patiënten daarmee doorverwezen, omdat de tandarts zich er niet helemaal zeker bij voelt en graag iemand laat meekijken om de vermoedelijke diagnose te laten bevestigen.”

 

“Met afwachten komt de diagnose niet op tafel. tenzij het gaat om een zweertje omdat iemand op zijn tong heeft gebeten.”

 

Controle of afwachten?

Dat patiënten laagdrempelig worden doorverwezen als de aard van de mondafwijking niet duidelijk is, vindt De Visscher een goede zaak. “Met afwachten komt de diagnose niet op tafel, tenzij het bijvoorbeeld gaat om een zweertje omdat iemand op zijn tong heeft gebeten of in aanraking kwam met een scherpe protheserand. Dan kan je even afwachten. Als je het niet weet, maak dan gebruik van de kennis van iemand anders om te kijken wat er precies aan de hand is. Want je wilt een diagnose hebben. Als ik met een afwijking naar een dokter ga en die zegt dat het ‘niks is’, neem ik daar als patiënt ook geen genoegen mee. ‘Niks’ is geen diagnose. Ook als de dokter zegt: ‘ik denk dat het niet erg is, maar ik weet niet wat het is’, vind ik dat lastig. In dit tijdgewricht met terecht mondige patiënten, hebben mensen recht op een goede diagnose en het eventueel daaruit voortvloeiende beleid. Daar heb je soms specifieke hulp voor nodig. Maak dan gebruik van de expertise van in dit geval de MKA-chirurg. Dan zorg je er ook voor dat de patiënt (en zijn of haar naasten) niet onnodig in de zorgen zit, want die denkt toch al snel: het zal toch geen kanker zijn. Realiseer je ook, dat als je op tijd verwijst en het is kanker, de patiënt zal zeggen: ‘toch wel goed dat mijn tandarts dat gezien heeft’. Als je afwacht en het komt er later uit, dan zegt hij: ‘had de tandarts me niet wat eerder kunnen doorsturen’.

Uitdaging voor assistenten

Twee jaar geleden was Jan de Visscher ook een van de sprekers tijdens de StandbyDag. “Ik hield toen een interactieve presentatie en het viel me op hoeveel assistenten een goede kijk hadden op de verschillende mondafwijkingen. Assistenten hebben in principe geen rol in de diagnostiek. Maar als je de hele dag in de mond werkzaam bent en er komt een bepaalde afwijking die vaker voorkomt langs, dan is het toch wel aardig als je er wat weet van hebt. Niet alles wat je op de StandbyDag hoort, hoeft direct toepasbaar te zijn. Het maakt je vak wel interessanter en de basis wat breder. En je wordt er ook weer door uitgedaagd om jezelf scherp te houden. Anders verzand je in het dagelijks doen en laten van de praktijk. Daar is niets mis mee, maar het is wel leuk om af en toe een extra uitdaging te hebben.”